De aanhouding van een verdachte is het begin van een mogelijk langdurige vrijheidsbeneming. Dit wordt ook wel het voorarrest genoemd. Voorarrest heeft vooral tot doel om het opsporingsonderzoek goed te laten verlopen, er zeker van te zijn dat de verdachte niet gaat vluchten of om te voorkomen dat een mogelijk ‘gevaarlijke’ verdachte te snel weer in de maatschappij terechtkomt; dan zal vaak worden bepaald dat een verdachte (eerst) psychologisch en of psychiatrisch moet worden onderzocht.
Het voorarrest bestaat uit vier verschillende fasen: (1) het ophouden voor onderzoek, (2) de inverzekeringstelling, (3) de bewaring en (4) de gevangenhouding. Deze fasen zijn aan tijden gebonden: de maximale tijd dat iemand in voorarrest kan zitten is namelijk 110 dagen. Overigens kan deze maximale termijn wel worden verlengd door het organiseren van pro forma-zittingen.
In de meeste gevallen wordt de verdachte na het verhoor vrijgelaten; de verdachte mag het strafproces dan in vrijheid afwachten.
De inverzekeringstelling wordt bevolen door de (hulp)officier van justitie. Of er inverzekeringstelling plaats kan vinden, hangt af van de omstandigheden van het geval. De maximale duur van de inverzekeringstelling bedraagt 6 dagen (2 keer 3 dagen).
Na de inverzekeringstelling kan de officier van justitie de rechter-commissaris bevelen de verdachte in bewaring te stellen. De maximale termijn voor de inbewaringstelling bedraagt 14 dagen. De rechter-commissaris (rc) moet in deze situatie een belangenafweging maken, waarbij de rc beoordeelt of het nodig is de verdachte nog langer vast te houden.
De volgende fase is de gevangenhouding. Het bevel tot gevangenhouding wordt gegeven door de Rechtbank (Raadkamer Gevangenhouding), op verzoek van de officier van justitie. Dit bevel kan alleen worden gegeven voor een verdachte die al in bewaring is gesteld. Het bevel van gevangenhouding kan voor maximaal 90 dagen worden gegeven. In de praktijk wordt door de officier van justitie vaak een termijn van 30, 60 of 90 dagen gevorderd. Bepaalt de Raadkamer Gevangenhouding dat de verdachte minder dan 90 dagen gevangen moet worden gehouden, dan kan deze termijn op vordering van de officier van justitie worden verlengd.
Is de verdachte het niet eens met de beslissing van gevangenhouding, dan kan maar één keer in hoger beroep gaan tegen het bevel tot gevangenhouding. Dit vloeit voort uit art. 71 lid 1 Wetboek van Strafvordering.
Heeft u omtrent het voorarrest of andere zaken in uw strafdossier nog vragen? Neem dan contact op met Meta Helmantel!
© mr. Meta Helmantel, advocaat in Hoogezand – Sappemeer, maart 2024